Anke Kamman-van den Brink heeft onderstaande hedendaagse vertelling van de Barmhartige Sameritaan voor jongeren geschreven:
Download: Barmhartige Samaritaan, hedendaagse versie jeugd
Daar rijd je, op je fiets het laatste stukje naar huis…. je
komt van Emmen en je bent blij dat je eindelijk bijna thuis bent. Je had tot 4
uur school. Veel te lang, zo’n dag. Nou moet je bijna in je eentje naar huis
fietsen. Nou ja, tot Noord-Sleen waren er nog een paar anderen, maar het
laatste stuk fietste je alleen.
Niet dat je bang bent, hoor, maar zo nu en dan kijk je wel
achterom. En je fietst nog een beetje harder door. Gelukkig de wind in de rug,
dat schiet tenminste op. Toch goed dat je weet dat die ene grote jongen vandaag niet
naar school ging. Tenminste, hij reed vanochtend niet in de groep en dat doet
ie normaal gesproken wel op een woensdag.
Dat is toch wel zo’n engerd. De ene keer aardige praatjes,
maar hij probeert je wel altijd voor gek te zetten. En de andere keer drukt en
duwt hij iedereen die een beetje te dicht bij hem fietst.
En dat je steeds achterom kijkt, dat is heus niet omdat je
bang bent dat hij er toch aan komt……
Net in Zweeloo moet je van het fietspad af en rijd je op de
gewone weg verder. Het wordt al wat donker. Er komt achter je een grote trekker
aan, met een wagen. Uitkijken dus. Maar, de trekker moet uitwijken voor een tegenligger, en
voor je het weet lig je met fiets en al in de berm. Balen! En een pijn in je
enkel!! Niet gewoon meer. Door de duizeligheid blijf je maar even stil liggen.
De trekker rijdt door, de bestuurder heeft je val
waarschijnlijk helemaal niet gemerkt. Je fiets lijkt er ook niet al te best aan
toe.
Je blijft liggen, in de hoop dat er iemand komt om je te
helpen….
Opeens hoor je een auto. Je kijkt… zou de bestuurder je
zien?
O nee, ze zit te telefoneren. Ze heeft het veel te druk om
op de kant van de weg te letten en rijdt door…..
Dan komt er iemand aan met wel drie honden aan de lijn. De
man ziet je liggen, maar roept: “Lig je lekker? Ik kom maar niet te dichtbij,
want mijn honden zijn niet te vertrouwen…”
Wat een rotsmoes!
Dan hoor je het geluid van een piepende fiets. Geen licht,
terwijl het nou toch wel goed donker is.
De fiets stopt met knarsende remmen en een stem vraag: “Joh,
wat is er met jou? Kom maar op, ik zal je helpen.”
O, help! Dat is die engerd, die pestkop!
Maar als ik geholpen wil worden, moet ik toch wat doen.
Aarzelend steek ik mijn hand uit om me te laten optrekken.
Ik mag achterop die rammelkast van een fiets zitten en hij
rijdt me naar huis, met de kapotte fiets ook nog aan de hand.
Anke
Kamman-van den Brink (2004)